Een klasgenoot van de lagere school is overleden.
Als je me veertig jaar geleden had verteld
dat hij niet oud zou worden
had ik op mijn schoolbankje staan juichen
want het was een etterbak.
Maar ik groeide op en begon te begrijpen
dat hij geen slecht mens was
maar gewoon een kind
dat het effect van zijn daden
nog niet goed kon overzien.
Ook hij verdiende het niet zo vroeg te sterven.
Ik betaal mee aan het rouwboeket.
Dat voelt goed.
Het is mijn zoenoffer.
Ik vergeef hem zijn kattenkwaad.
Dan kan ik door met mijn leven.
Hij had minder geluk.