De truien moeten weer uit de kast. De verwarming moet weer voor de warmte zorgen. Het tuinmeubilair staat er verlaten bij, kaal zonder kussens. Ik kan er niet omheen. De herfst is weer begonnen. Natuurlijk is dat ook een mooie tijd. Ik moet er alleen elk jaar weer zo aan wennen. Al die kleding die je opeens weer aan moet. Het zonnetje wat je weer in jezelf moet gaan zoeken. Waar had ik die ookalweer gelaten? Waar heb ik hem het laatste gezien? Ik zal hem wel weer vinden. Achterin de kast. Onder mijn vervilte huissokken en mijn flanellen pyjama.